Developmental Trauma Disorder

DTD

Developmental Trauma Disorder

DTD is in het Nederlands vertaald: Ontwikkelingstrauma.
Alhoewel het nog niet officieel in het DSM boek (waarin de classificatiesystemen voor psychische aandoeningen staan) staat, wordt het wel al wetenschappelijk onderbouwd en gebruikt door bijvoorbeeld de ISTSS (
International Society for Traumatic Stress Studies).

Maar wat houdt DTD in? En wat is het verschil met Complex-PTSS?

Developmental Trauma Disorder, ofwel Ontwikkelings trauma stoornis (DTD) kwam als voorstel toen sommige wetenschappers (van der Kolk et al.) opmerkten dat de (C-)PTSD-diagnose de ontwikkelingseffecten van kindertrauma niet weergeeft.

De definitie en onderzoeken omtrent DTD heeft onderzoek gedaan naar hoe de zeer complexe emotionele, gedragsmatige en neurobiologische gevolgen van trauma uit de kindertijd het beste kunnen worden georganiseerd. Bij behandeling van DTD wordt er gekeken naar problemen die per fase zijn ontstaan, in plaats van alle ontwikkelingsproblemen per leeftijdscategorie bij elkaar te stoppen en de totaliteit aan te pakken.

3 belangrijke leeftijd fases

Bij ontwikkelingstrauma zijn er 3 leeftijdsfases te onderscheiden, waarbij andere vormen van trauma kunnen hebben plaatsgevonden. Trauma in per fase zorgt voor een negatief effect op de ontwikkeling van het kind.
Het herkennen van het trauma dat vroeg in het leven is opgelopen is kenmerkend voor Developmental Trauma Disorder.

De leeftijdsfases zijn als volgt ingedeeld:

  1. 0 tot en met 6 jaar
  2. 7 tot en met 12 jaar
  3. Adolescentie (12+)

1: Negeren, emotioneel en fysiek misbruik door incompetente ouders.
2: Extra familie misbruik of geweld in de gemeenschap, met of zonder doorlopend familietrauma.
3: Sexuele, fysieke aanranding of geweld in de gemeenschap in combinatie met familie trauma.

Als je trauma in al deze 3 leeftijdsfases hebt ervaren dan heb je 2x zoveel kans op emotionele of gedragsproblemen! 

DTD

Criteria

Als we het hebben over de criteria die men vanuit ISTSS heeft opgesteld voor DTD, dan praten we eigenlijk over voorgesteld criteria. Het is namelijk nog niet officieel en kan dus ook niet als officieel diagnose worden gesteld. Het doel was om DTD als diagnose op te laten nemen in de DSM 5, maar dat is niet gelukt. Evenals Complex PTSS, ook wel C-PTSS (C-PTSD in het Engels) genoemd, is DTD vooralsnog geen diagnose. Het is een “proposed diagnosis asdressing the complexity of adaptation to childhood trauma”.
Desalniettemin kun je hiermee wel jezelf of anderen beter leren begrijpen. 

Wat zijn de criteria voor DTD? 

De criteria zijn opgedeeld in 4 belangrijke onderdelen en 3 toevoegingen. Het gaat er daarbij om dat deze criteria hebben plaatsgevonden tijdens de jeugd. (Mijn beoogde Jip en Janneke taal is hier wat in gebreke gebleven; neem vooral contact op als je toelichting wilt).

1: Blootstelling

1.1 Verstoring van de hechting (met de primaire verzorger) EN
1.2 Verstoring van de bescherming van het kind; als gevolg van herhaalde veranderingen (onbetrouwbare of onvoorspelbare) in de manier van verzorgen; herhaaldelijke scheiding van de ouder; of blootstelling aan ernstige en aanhoudende emotionele mishandeling.

2: Emotionele / fysiologische ontregeling

2.1 Het onvermogen om extreme emoties te moduleren, te tolereren of ervan te herstellen (bijvoorbeeld angst, woede, schaamte), inclusief langdurige en extreme driftbuien.
2.2 Verstoringen in de regulatie van lichaamsfuncties (bijv. aanhoudende stoornissen in slapen, eten en eliminatie; over- of onderreactiviteit op aanraking en geluiden; desorganisatie tijdens routinematige transities).
2.3 Verminderd bewustzijn/dissociatie van sensaties, emoties en lichamelijke toestand.
2.4 Verminderd vermogen om emoties of lichamelijke toestanden te beschrijven.

3: Ontregeling van de aandacht / gedrag

3.1 Preoccupatie met dreiging of verminderde capaciteit om dreiging waar te nemen, inclusief het verkeerd interpreteren van veiligheid en signalen van gevaar.
3.2 Verminderd vermogen tot zelfbescherming, inclusief het nemen van extreme risico’s of het zoeken naar spanning.
3.3 Onaangepaste pogingen tot zelfverzachting (bijv. schommelen en andere ritmische bewegingen, dwangmatige masturbatie)
3.4 Opzettelijke of automatische (zonder bewust bij na te denken) zelf pijniging.
3.5 Onvermogen om doelgericht te werken/gedragen of dat vol te houden.

4: Relationele ontregeling (met anderen en met jezelf)

4.1 Intensief bezighouden met de veiligheid van de ouder of andere dierbaren
(bijvoorbeeld het verzorgen van een ouder) of moeite met hereniging met primaire verzorgers /ouders na een scheiding.
4.2 Aanhoudend negatief zelfbeeld; zelfgevoel, inclusief zelfhaat, hulpeloosheid, gevoel van waardeloosheid, gevoel van tekortkomen, etc.
4.3 Extreem en aanhoudend wantrouwen, verzet of gebrek aan wederkerigheid in gedrag bij nauwe relaties met volwassenen of leeftijdsgenoten.
4.4 Fysieke of verbale agressie jegens leeftijdsgenoten, verzorgers, of andere volwassenen (reactief).
4.5 Ongepaste pogingen om intiem contact te krijgen (inclusief maar niet beperkt tot seksueel of fysiek contact (intimiteit) of overmatige afhankelijkheid van leeftijdsgenoten of volwassenen.
4.6 Verminderd vermogen om empathische opwinding te reguleren, zoals blijkt door gebrek aan empathie voor, of intolerantie voor, uitingen van verdriet anderen, of overmatige gevoeligheid voor het leed van anderen.

5: Clusters met PTSS

Dat DTD dicht bij C-PTSS ligt komt in dit deel naar voren, wat ik niet helemaal uit ga schrijven om verwarring te voorkomen. Het gaat er om dat er een aantal onderdelen van C-PTSS terug komen in DTD (Denk daarbij aan de duur van de symptomen, beperkingen op het gebied van leren op school, etc.) Mocht je het wel graag helemaal willen weten, stuur me dan gerust een mailtje! info@traumalichaam.nl

Waarom dan toch criteria?

De criteria heb ik bewust uitgewerkt, ondanks dat het niet in de DSM voorkomt en dus absoluut niet geldt als diagnose, kan het wel enorm helpen.
Een groeiend aantal wetenschappers zijn het er al wel over eens dat dit goede criteria zijn voor een nieuwe diagnose en daarom heb ik dit hier uitgewerkt. Veel van ons zullen zich ineens herkennen en daardoor kun je je eigen verhaal (beter) leren kennen.
Dat geeft inzicht en wellicht rust, maar het is maar een deel van zelfontwikkeling, heling en/of de beste versie van jezelf worden.

Je verhaal kennen draagt enorm bij aan jezelf begrijpen.

Waarom je doet wat je doet.
De keuzes die je maakt.
De manier waarop je reageert.
Waarom je tegen bepaalde dingen aanloopt.
En ga zo maar door. 

Met deze kennis weet je ook hoe het is ontstaan, wat je er mogelijk aan kunt doen. Je kunt je eigen vervelende patronen doorbreken. Zonder begrip van de herkomst ervan, is het een stuk lastiger om je persoonlijk te ontwikkelen. Het is de basis van je heling, van je conditioneringen en van je zelfkennis. 

Ik zie het als een van de onderdelen die nodig is om stress uit je lichaam te krijgen. Naast je verhaal kennen, is dat ook de connectie met je lichaam verbeteren en de de connectie met je zelf verbeteren. 

En dan nu in Jip en Janneke taal

Leuk al die criteria, maar nu even in normale taal!
Wellicht heb je er al het een en ander uitgehaald, maar misschien nog helemaal niets. Een opsomming is ook maar een opsomming, niet waar?

Ontwikkelingstrauma is eigenlijk een tekort dat je hebt opgelopen in je jeugd. Je ouders hebben je niet kunnen geven wat je nodig had. Dat kan komen omdat ze niet weten hoe of omdat ze teveel opgeslokt worden door hun eigen trauma(‘s).

Als je als kind vervelend of heftige dingen meemaakt dan zijn je ouders er voor je om je te helpen en je te reguleren, maar als dat niet lukt dan mis je een veilige thuisbasis. Je thuisbasis zelf is vaak onveilig bij ontwikkelingstrauma. Dat wil zeggen dat er agressie kan zijn, je kunt genegeerd worden, je kunt mishandelt worden (psychisch, emotioneel of fysiek) en je kunt dan dus last krijgen van chronische stress. De chronische stress zorgt voor klachten. 

Een van de woorden die je veel ziet staan is ontregeling. Dat betekent eigenlijk dat je va slag raakt en jezelf niet kunt reguleren. Je krijgt niet de hulp van je ouders die je nodig hebt. Doordat je dit niet krijgt ga je zelf mechanismen ontwikkelen om de situatie aan te kunnen. Overlevings mechanismen of Coping mechanismen genoemd. 

Ontwikkelingstrauma

Verschil tussen DTD en C-PTSS

DTD versus Complex PTSS 

Ontwikkelingstrauma en Complex PTSS lijken in eerste instantie veel op elkaar. Bij beiden ligt de basis in de jeugd. De tekorten die je daar hebt opgelopen. Toch zijn er duidelijke verschillen.
Uit wetenschappelijke onderzoek is gebleken dat er verschillen zijn tussen complex PTSS en ontwikkelingstrauma (DTD).
Er zijn eigenlijk 3 grote verschillen te onderscheiden.

  1. Voor DTD geldt dat een verstoring in de hechting alleen of een combinatie met geweld genoeg is voor een mogelijke diagnose.
  2. De sterkste voorspeller van C-PTSS is een combinatie van fysiek en seksueel misbruik of aanranding.
  3. De sterkste unieke voorspellers van DTD zijn: ‘Verminderde zorgverlening’, het getuigen zijn van geweld (binnen of buitenshuis), emotioneel misbruik, een traumatische scheiding tussen jou en je ouders.

Je zou kunnen zeggen dat complex PTSS meerdere varianten van PTSS is. Je hebt dan niet een gebeurtenis meegemaakt die ervoor heeft gezorgd dat je PTSS symptomen hebt ontwikkeld, maar dat je meerdere gebeurtenissen hebt meegemaakt die voor diverse PTSS symptomen hebben gezorgd. 

En jawel; Dat maakt het natuurlijk heel complex.

En nu?

Hoe komt je er achter of je misschien zelf te maken hebt met ontwikkelingstrauma of misschien is het complex trauma of heb je last van complexe PTSD? Misschien loop je wel vast, maar is het niet direct een van bovenstaande. 

Het belangrijkste is dat je je niet vast bijt in de criteria. Is een label krijgen belangrijk voor je? Of is jezelf kennen belangrijk voor je? 

Het is fijn om te weten dat er veel mogelijk is. Dat we allemaal kunnen helen of een betere versie van onszelf kunnen worden. Dat we onszelf niet tegen hoeven te houden, ondanks dat dit misschien nog wel het geval is. Er zijn vele soorten therapie die je op weg kunnen helpen. 

Het kan ook zijn dat je je niet veilig voelt om bij iemand aan te kloppen. Dat je bang bent voor de reactie van een therapeut. Heb ik wel echt iets? Ben ik me niet aan het aanstellen? Word ik wel echt begrepen? Nemen ze me serieus? Is het wel erg genoeg? Allemaal gedachtes die heel normaal zijn en je tegen kunnen houden om hulp te zoeken. 

PS wist je dat mensen met een vermijdende hechtingsstijl eerder geneigd zijn om geen hulp te zoeken, omdat ze moeite hebben met het vertrouwen van anderen? Niet voor niets heet het; vermijdend 😉

Dat is heel herkenbaar, voor mij, maar voor nog velen met mij!
Het fijne is, is dat je kunt beginnen met veilig(er) te voelen zonder dat je daarbij je verhaal hoeft te vertellen. Dat kan bijvoorbeeld door Somatic Experiencing. 

Zodra je jezelf meer vertrouwt en je je ietwat veilig(er) begint te voelen bij jezelf, kun je verder aan de slag. Bijvoorbeeld om je verhaal te leren kennen middels een familie opstelling (lees hier meer over familiesystemen).

Of je kunt dan iemand zoeken waar je je veilig voelt en die je verder kan helpen.
Je kunt me van alles vragen! Mail me gerust; dorien@traumalichaam.nl

Scroll naar boven